Hoe?

Mens en paard

“Verlies in de omgang met paarden nooit je zelfbeheersing. Wat onder dwang wordt bereikt, wordt zonder verstand bereikt…”  Xenophon (430-354 v. Chr.): Peri Hippikes (Over de rijkunst).

Kudde-overwegingen
Paarden zijn kuddedieren. In de omgang met hen is hiermee rekening houden vaak al het halve werk. Bijna iedereen zal zich de kudde paarden in het Friese Marrum herinneren, die omsloten was door het water. Door vier lokpaarden werden de 200 paarden er tenslotte toe verleid om via het water hun weg naar het vaste land te kiezen. De redding was een uitgekiend staaltje paardenpsychologie, die in het hele land veel bekendheid heeft gekregen.
Door de onderlinge samenwerking en het delegeren van taken, die aan de kuddevorming ten grondslag liggen, worden paarden ons soms tot voorbeeld gesteld, zoals bij het teambuilden in organisaties. Zonder de pretentie te hebben veel van organisatiepsychologie te weten, lijkt dit ons toch wat kort door de bocht. Het woord ‘kudde’ duidt, evenals de begrippen ‘school’ (vissen) en ‘vlucht'(vogels), op een defensief geörganiseerd systeem. Dit in tegenstelling tot de eveneens op de samenwerking ten behoeve van een gemeenschappelijk doel gerichte ‘meutes honden’, ‘horden jakhalzen’, ‘zwermen sprinkhanen’ en ’troepen apen’. Hoewel de term ‘kuddedier’ de mens aankleeft, kun je je daarom afvragen of dit een juiste omschrijving is voor situaties waarin de individuele mens een stukje van zichzelf inlevert om bij de groep te horen. In elk geval lijkt het gedragspatroon van mensenmassa’s, dat ermee bedoeld wordt, geen noemenswaardige bijdrage te kunnen leveren aan organisaties.

Paardenkuddes hebben een paar eenvoudige principes. Hun veiligheid moet gewaarborgd worden door een drijvende hengst en  doordat de sterkste dieren op de flanken grazen. En dan is er de voedselvoorziening, waarbij een wat oudere merrie vaak het voortouw neemt. Zij bemoeit zich eveneens met de ‘opvoeding’ of socialisatie van de jongere dieren en kan de onverbeterlijken soms zelfs enige tijd uit de kudde zetten – hetgeen een levensbedreigende straf is, gezien het feit dat paarden prooidieren zijn. Ook geslachtsrijpe hengsten dienen de kudde te verlaten en zwerven, soms gezamenlijk, door de vlakte om zich mogelijk in een andere kudde in te vechten.

Drijvende hengst op wacht

Het gaat lang niet altijd zachtzinnig toe in een kudde: het veelgeroemde vertrouwen moet bevochten worden en staat voortdurend ter discussie. Begrijpelijk, gezien het feit dat het hier gaat om het welzijn van de groep. Ook in die zin is er overigens een verschil met veel menselijke organisaties: zij streven in de meeste gevallen een extern doel na. Dit heeft geheel andere motivationele effecten dan de strijd om het bestaan die paarden dwingt te concurreren en samen te werken, omdat ze niet anders kunnen. Elk dier wordt in zijn gedrag door de situatie gedreven en niet door groepsregels of een hoger geplaatst dier. De opoffering en heroiek die we daarin zien behoren tot het terrein van onze menselijke neiging tot mythevorming.

Klappertanden, een teken van ‘onderdanigheid’.

Mens en paard zijn totaal verschillende wezens en op een heel ander bestaan toegesneden. Om een ontmoeting van beide te laten slagen zal de mens zich daarom diepgaand in de werkelijkheid van paarden moeten inleven. We willen niet beweren, dat je hiervan niet heel veel kunt leren. Het ervaren en leren begrijpen van ‘de ander’ zegt tenslotte ook het nodige over jezelf en je plaats in het grotere geheel van deze wereld.

Het perspectief van(af) een paard.

Omgang en verzorging.
Wij verkeren in de voor paardenhouders bevoorrechte positie, dat we onze paarden  kunnen laten uitzwermen over een stuk of 8 Ha land dat is aangesloten op een grote overkapte ruimte, die ze naar eigen goeddunken in en uit kunnen gaan.

Dit opent voor Nederlandse begrippen ongekende perspectieven op de voorkeuren van paarden. Een dag-nachtritme hebben wij niet kunnen waarnemen. In tegenstelling tot mensen rusten en slapen paarden zowel ’s nachts als overdag soms een tijdje. De jongere paarden gaan daarbij vaker uitgestrekt liggen, de oudere doen hun tukje niet zelden door met hun pezen hun gewrichten ‘op slot’ te zetten, waardoor ze zich staand voldoende kunnen ontspannen. Het idee dat paarden  ’s nachts op stal moeten staan om te rusten is een antropomorfisme. Onderdak zoeken ze met name overdag in de zomer, als het buiten boven de 20 graden is. De zomernachten zijn ze dan weer buiten te vinden. Wij hebben hier in de Morvan nog geen winterweer gehad, waarbij de paarden beschutting zochten. Ze staan in weer en wind, sneeuw en regen, buiten. Doordat wij ze geen deken opleggen, ontwikkelen ze ’s winters een dikke wintervacht. Omdat we in het winterseizoen ook met ze werken, moeten we er terdege mee rekening houden dat ze daarbij flink zweten. Je kunt ze natuurlijk niet nat en wel op het land gooien.

Ons veulen Lavande in wintervacht

Doordat de paarden niet in verschillende segmenten worden opgesloten en een grote ruimte tot hun beschikking hebben, ontwikkelt zich een semi-natuurlijk kuddegedrag. De gang van zaken verschilt in die opzichten van die in een natuurlijke staat, dat onze groep paarden ook ruinen bevat en dat wij, mensen, er een zekere rol in spelen door ze te voeren en met ze te werken. Ook onze honden zijn bij de paarden bekend en zo is de – in de natuur uitzonderlijke – situatie ontstaan dat met name één van de jonge paarden met ze ‘speelt’. Het begint er vaak mee dat hij de honden gericht opzoekt en op ze afstormt. We zetten ‘spelen’ tussen aanhalingstekens, omdat je je kunt afvragen of dit gedrag niet wordt veroorzaakt door een instinct om de kudde te verdedigen. Ook van de kant van de honden is er duidelijk jachtinstinct in het spel: terwijl één hond zich voor het naderend geweld uit de voeten probeert te maken, zit een ander het paard letterlijk op de hielen. Het is een steeds terugkerend patroon als we met de honden over de wei lopen en langzamerhand kunnen noch wij, noch de dieren er nog een serieuze zaak van maken.

Ons ingrijpen behelst  ten eerste het in de winter dagelijks bijvoeren van hooi en granen. Voor de granen komen de paarden als een denderende meute naar binnen stormen, waarna wij ze in groepjes moeten scheiden om rust in de tent te brengen. Vooral de grote zware Tinkerruin McKa, die de rol van drijvende hengst speelt, laat moeilijk toe dat een ander ook maar enigszins in zijn buurt zich aan  graantjes tegoed doet. Hij jaagt liever heen en weer dan zelf te eten. Het kleine oudere Appaloosa-merrietje Koriander, dat wij ervan verdenken de leidende merrie in de kudde te zijn, jaagt niet, maar haalt met haar achterbenen fel uit naar wie in de buurt komt. Ook de grotere paarden worden zo op hun nummer gezet.

McKa

Naast extra voeding hebben de paarden ook hoefverzorging nodig. In tegenstelling tot in natuurlijke situaties slijten hun hoeven op de zachte weide niet genoeg en moeten de paarden met enige regelmaat bekapt worden. Dat dit geen overbodige luxe is, bewijst onderstaande foto van een pony die hier in de buurt staat.

Haar lot gaat ons zeer ter harte, maar de verhoudingen in Frankrijk maken het niet eenvoudig voor ons om er iets aan te doen. Op een aanbod haar over te nemen is de eigenaar niet in gegaan. Wij begrijpen niet dat het hem niet stoort dat ze nauwelijks nog kan lopen en dat hij haar, als dit doorzet, straks toch kwijt is. Maar in sommige mensen is het moeilijker je in te leven, dan in paarden. Over de culturele verschillen in de bejegening van dieren tussen Frankrijk en Nederland zie ‘Franse ervaringen’.
Onze paarden dragen geen hoefijzers en kunnen desondanks, indien gewenst, grote stukken over verharde weggetjes lopen. Dit is te danken aan de manier waarop Bjorna ze bekapt, op een wijze die overeenkomt met de hoefvorm van wilde paarden, die meer op de zool en de straal van de hoef blijken te lopen, dan op de wand er omheen. Paarden in het wild lijden dan ook zelden aan hoefziekten en beenproblemen, terwijl deze kwalen een belangrijke doodsoorzaak zijn van de paarden die wij mensen verzorgen. Dit gegeven gaf sommige mensen te denken en zo is het ‘natuurlijk bekappen’ ontstaan, een methode die in onze contreien in Frankrijk onbekend lijkt te zijn, maar die het verdient te worden uitgedragen.
Naast het bekappen en het regelmatig schoonmaken van hun hoeven doet Bjorna grondwerk met de paarden. Dat wil zeggen dat ze er niet op gaat zitten, maar dat ze hun op diverse manieren vanaf de grond instructies geeft. Haar uitgangspunt is daarbij in alle gevallen een uitnodiging aan het dier om een bepaalde activiteit uit te voeren. Hoewel de situatie dwingende kenmerken kan hebben, zoals een roundpin waaruit het paard niet kan ontsnappen, is dwang in de vorm van een krachtmeting contra-effectief. Dat een paard aan een simpel halstertouwtje met je meeloopt, is omdat hij dat wil, of beter gezegd: omdat hij op je leiding vertrouwt. (Of er van een wilsbesluit sprake is is nog maar de vraag). Het is dan ook zaak dat vertrouwen niet te beschamen. Saskia deed dat onlangs ongewild, toen ze onze oude merrie Pallas, die ze bereed, om een grote omgevallen boom trachtte te leiden. Ze kwamen in een stuk moerasgrond terecht, waaruit het paard zich ternauwernood met grote sprongen wist te bevrijden. Daarna was er veel geduld nodig om haar te bewegen alsnog door de wirwar van takken heen over de hoge stam te stappen. Doordat de merrie al veel vertrouwen in mensen had opgebouwd ging ze uiteindelijk accoord met de nieuwe route. Maar het was een ‘faux pas’ die we ons niet te vaak kunnen permitteren.

Om de jonge paarden aan allerlei situaties te laten wennen maken we wandelingen met ze. Daarbij lopen we met ze door de bush, rotsachtige paden op en af, we steken beken over en klauteren over obstakels, maar kiezen soms ook bewust voor landweggetjes waarop we auto’s kunnen tegenkomen, zodat ook die bij de gewone belevingswereld van het paard gaan horen. We vinden dit enerzijds belangrijk, omdat we met onze paarden ervaringsweken gaan geven, zodat ze gewend moeten zijn om gehanteerd te worden. Anderzijds kan een goede socialisatie voor hen in de toekomst, mochten ze elders terecht komen, van levensbelang zijn.

Naast de wandelingen met paarden maakt Saskia langere tochten door de omgeving op Pallas en McKa. Behalve het feit dat beide paarden hierdoor conditie opdoen, dienen de tochten geen ander doel dan het plezier met hond en paard op pad te zijn.

Het moge duidelijk zijn dat het voor een paard in principe een stressvolle aangelegenheid is, om uit zijn vertrouwde kudde te worden weggehaald. De één reageert hier wat laconieker op dan de ander. Zo liep de bijna tweejarige merrie Aymara de eerste keer zonder slag of stoot met ons mee en bekommerde zich ternauwernood om een bestelbusje, dat ons tegemoet kwam. De obstakels die wij inmiddels door paarden-‘ogen’ hebben leren zien, zoals een grote houtstapel naast de route, een loods waar wat onbestemde geluiden uit klonken en een beschaduwd pad dat we wilden inslaan ging ze zonder aarzeling voorbij. Een kudde morvanese koeien was wel weer eng, hoewel ze de hele zomer en winter koeien om zich heen heeft gehad.

Een paard uit de kudde weghalen betekent voor de achterblijvers zo mogelijk nog een grotere ingreep, dan voor het paard dat meegaat en zich aan je leiding toevertrouwt. Afhankelijk van de posities in de groep en de vriendschapsbanden, gaan leden van de gemankeerde kudde soms reusachtig te keer. Ook bij terugkomst, bij de begroeting, is er de nodige opwinding. De moegewerkte paarden laten zich daardoor echter niet van slag brengen.

Naast alle bovengenoemde invloeden die wij als mens op het bestaan van onze paarden hebben, is het feit dat we in januari 2011 twee merries uit de kudde hebben moeten weghalen, vanwege het geslachtsrijp worden van het hengstje Touch, misschien nog wel de ingrijpendste. Hoewel beide groepen slechts door een hek gescheiden zijn, worden er op deze wijze soms jarenlange allianties doorkruist, zoals die tussen de ruin Rabboeni en z’n moeder Pallas. Samen met McKa hoort het stel tot de paarden, waarmee we hier aankwamen en ze zijn zo’n vier jaar met elkaar opgetrokken, waarbij Rabboeni ervoor zorgde dat z’n moeder niet door McKa (nota bene ook ruin) kon worden lastiggevallen.

Ons oorspronkelijke drietal

Nu zonderde Pallas, als bijna 23 jarige, zich al hoe langer hoe meer af, hetgeen soms tot wanhopig gehinnik van de 12 jarige Rabboeni leidde, als hij haar kwijt was. Dus de liefde kwam uiteindelijk slechts van één kant en het lijkt Pallas niet te deren dat ze van haar bedillerige zoon verlost is. Rabboeni is dankzij deze ingreep   vlak onder de leiding komen te staan, een machtsverschuiving die we met lede ogen aanzien omdat hij de neiging heeft z’n macht te misbruiken door anderen te koeieneren. McKa, de echte leider, is meestal alleen imposant aanwezig.

Ook het tweejarige hengstje Touch en z’n halfzusje Aymara zijn samen opgegroeid. Het stel behoort aan vrienden van ons, die hen hier tijdelijk laten opgroeien. Beide jongeren waren altijd in elkaars buurt te vinden, zodat we het idee hadden dat ze bijzonder verknocht aan elkaar waren. Toen Aymara uit de kudde werd weggehaald was Touch dan ook niet te troosten. Hij stond haar maar bij het tussenhek te roepen en kwam niet aan eten toe. Zelfs met graantjes was hij er niet toe te verleiden z’n positie te verlaten.

Aymara en Touch in betere tijden

Aymara, daarentegen, trok zich niets van het roepen van Touch aan. Net als Pallas is ze een beetje bot en de twee kunnen het opperbest met elkaar vinden. Touch heeft zich inmiddels weer schoorvoetend bij de kudde aangesloten. Hoewel hij behoorlijk kan klieren, is hij ook een heel gevoelig wezen, zoals uit z’n hang naar Aymara blijkt. Omdat de toekomst een opleiding tot dekhengst voor hem in petto heeft, willen we hem stukje bij beetje aan allerlei menselijke manipulaties laten wennen.
Zo hebben alle paarden binnen de kudde ook duidelijke persoonlijke kenmerken. Deze leggen ze bij hun functioneren binnen de kudde niet af, waar mensen niet zelden ‘hun hoofd verliezen’ in de massa of zelfs in een groep anderen. Wetenschappers wijten dit aan de bij primaten (en sommige vogelsoorten) aanwezige spiegelneuronen. Daarover op een andere plek van de site meer.

Mestbeleid.
Zoals bekend kunnen alle dieren, ook paarden, inwendige parasieten hebben. Men gaat er van uit dat deze levensvormen samen met de gastheer-organismen zijn geëvolueerd en dat hun bestaan de gastheer in natuurlijke situaties niet of zelden ten gronde richt. Hoewel paarden – voor gedomesticeerde dieren – nog veel van hun oorspronkelijke wilde eigenschappen hebben behouden, kunnen sommige worminfecties hen uiteindelijk fataal zijn. De oorzaak hiervan wordt in meerdere factoren gezocht, zoals het feit dat de meeste paarden een geheel ander leven leiden, dan in het wild. Daar lopen ze al grazend zo’n 30 kilometer per dag en krijgen zo regelmatig over de dag verspreid veel laagcalorisch voedsel binnen, waaronder mogelijk ook wormafdrijvende kruiden. Ze zijn niet gedwongen tussen hun eigen mesten te grazen op een relatief klein stukje land met een monocultuur van gras, waardoor ze besmetting op besmetting oplopen. En daarnaast wordt hun gebied tevens begraasd door andere diersoorten, zoals runderen, die zich niet alleen te goed doen aan het lange gras, waar een paard niet zoveel mee kan, maar die in één moeite door ook de wormeitjes van de paarden opeten (en vice versa), die bij hen niet gedijen.

De ‘natuurlijke’ omstandigheden zijn wel enigszins na te bootsen, maar niet iedereen heeft hier de mogelijkheden en met name de ruimte voor. Daarom is het onder paardenhouders te doen gebruikelijk om een aantal keer per jaar te ontwormen. ‘Probleem opgelost’, zou je zo zeggen, maar zoals zoveel menselijke pogingen om de natuur naar de hand te zetten, roept ook deze weer nieuwe problemen op. De betreffende middelen zijn niet geheel onschadelijk voor met name jonge paarden, waarvoor het een grote belasting van de lever is. Maar ernstiger is dat de zogeheten anthelmintica hun werking beginnen te verliezen omdat ze, net als bij antibiotica gebeurt, op resistente stammen stuiten. Oorzaak is ongetwijfeld het preventief en ongericht ontwormen, waarbij paardeneigenaars naar eigen goeddunken een middel, een frequentie en soms zelfs een dosering kiezen. Hoewel de middelen, mede om deze redenen, in Nederland niet meer vrij verkrijgbaar zijn, is het kwaad  al geschied en blijken anthelmetica in toenemende mate onwerkzaam. Bovendien vind je overal op internet nog mogelijkheden om het spul zonder recept te krijgen. Het is uiteindelijk handel.

Is men in Nederland nog niet helemaal wakker waar het paarden en veewormen betreft, er is althans een kleine schare die het voortouw neemt en die zich tegen de ingeroeste praktijk van het preventief ontwormen verzet. Aangeraden wordt met zekere regelmaat mest op te sturen naar een laboratorium (VPL het Woud) en vervolgens op indicatie van de uitslag gericht te ontwormen, dus alleen als er (teveel) wormen zijn en alleen tegen het type worm die het betreft. Naast deze maatregel wordt aanbevolen de mesten, liefst elke dag, te rapen. Het moge duidelijk zijn dat wormbesmettingen zo minder kans hebben.
Ons mestbeleid conformeert zich aan deze inzichten. Het is Saskia’s taak om de mesten op te ruimen van het land en gegeven het feit dat het bepaald geen straf is om over de eigen landerijen te zwerven, doet ze dit klusje meestentijds met plezier.

Een voordeel van dit dagelijks ritueel is ook, dat je de mesten bewust onder ogen krijgt. Toen wij – het eerste jaar dat we hier waren – paarden van de buren op ons land hadden, konden we ze herhaaldelijk wijzen op een wormbesmetting, waarvan de mesten blijk gaven. Daarnaast zagen we ook de invloed van het wormmiddel dat ze hadden gebruikt. Waar in de zomer de  mesten van onze eigen paarden binnen een dag worden bevolkt door mestkevers, waren die van de buurpaarden een – letterlijk – dooie bedoening. Kennelijk wordt het wormmiddel gedeeltelijk  uitgescheiden en komt zo op het land. Overigens vond ons voorbeeld bij onze franse buren geen navolging. Ze zeiden dat je de ‘crottes’ evengoed kon slepen, dus verspreiden met de trekker. Dat je dan de wormeitjes over het gehele graasoppervlak verspreidt ging er bij hen niet in. Hun paarden kunnen, mede om die reden, niet meer op ons land staan. In plaats daarvan passen we ‘wisselbeweiding’ toe met de koeien van een bevriende boer. Hij blij met een stukje land extra, wij met het feit dat zijn vee onze wormeitjes eet!

Zo zijn de raakvlakken tussen paard en mens bij onze stijl van leven aanzienlijk. Het feit dat we de geraapte  mesten bovendien goed kunnen gebruiken, om de vruchtbaarheid van onze reusachtige moestuin te vergroten, maakt de ‘interconnectedness’ des te groter. Hierboven hebben we de invloed die wij op de paardenlevens uitoefenen, proberen weer te geven. Hun invloed op het onze is subtieler en moeilijk in woorden te vatten. Zij kunnen natuurlijk niet bepalen, dat ze ons in twee verschillende kamers gaan zetten, zoals wij dat doen bij hen. Wij houden paarden, maar zij houden geen mensen. Wij hebben gericht voor hen gekozen, andersom moeten ze zich onze bemoeienissen laten welgevallen. In zekere zin lijkt het op de situatie van ouders en kinderen.

Misschien valt hun inbreng in ons leven het best weer te geven in termen van het door ons ervaren van en meedeinen op, een cadans. Omgaan met natuurwezens vergt een gevoeligheid voor de ongrijpbare en wisselvallige aspecten van het leven. Concreet gezien: een paard is heel wat anders dan een auto, die het ‘doet’ als hij benzine heeft en die linksaf slaat als je aan het stuur draait. Zonder te weten hoe een auto in elkaar zit, kun je hem leren bedienen. Op een bepaald moment doe je dat bijna automatisch. Met een paard moet je echter verbinding maken. Dat maakt een wereld van verschil.